Ondertussen is dit geen Erasmusblog meer. Ik ben immers terug in België. Het blijkt echter dat ik het bloggen niet laten kan.

(Foto's onderaan!)


maandag 7 februari 2011

Dromen in Polen

Ik weet alleen dat ik geslapen heb omdat ik me mijn dromen kan herinneren.
Ik zat op café. Ja, zelfs in mijn dromen zit ik graag op café.
Plots kwam Mick Jagger binnen. Dat kon men weten omdat hij zei "Hello everybody, my name is Mick Jagger".
Ik was meteen onder de indruk en besloot hem een paar moppen te vertellen. De moppen in kwestie kan ik me niet herinneren, maar de kans is groot dat het hem om absurditeiten ging die alleen in dromenland steek houden, of waarvan het alleen in dromenland niet erg is dat ze geen steek houden.
Mick Jagger lachte twee keer alsof zijn leven er van af hing. Ik bedacht dat hij me nu vast zou toelaten zijn portret te nemen, en ik stond even te overwegen of het heel ongepast zou zijn om hem spontaan te beginnen fotograferen. Ondertussen ging hij een praatje maken met mijn moeder. Ze grapten wat, en ik was verbaasd om te merken dat ze elkaar bleken te kennen.
"Moeke, ik wist niet dat jij Mick Jagger kent?"
Ze keken me allebei onbegrijpend aan, en toen drong het tot me door dat dit helemaal niet Mick Jagger was. Ik had het eigenlijk al moeten weten omdat hij er in de verste verte niet op leek, maar in mijn dromen ben ik altijd een beetje naïever dan in het echt.

Annie Leibovitz kreeg wel de kans hem te portretteren:

De rest van de nacht was er een tussen waken en slapen. Ik weet niet of veel mensen ervaring hebben met een 'tussenfase', maar tijdens de examens val ik er vaak aan ten prooi. Het lijkt wel alsof mijn hersenen alle verworven kennis beginnen verwerken, zoals ze dat schijnen te doen in onze slaap, alleen slaap ik niet helemaal. Er flitsen allemaal woorden voorbij, totaal zonder samenhang. Ik lig niet nog al die Poolse filosofen een keer te herhalen voor het examen, ze komen vanzelf en ik ben al net genoeg in 'slaap' om me er niet meer tegen te kunnen verzetten. Tussendoor kan ik me wel bewust afvragen wanneer ik nu eindelijk in slaap ga vallen, of wanneer mijn dromen boeiender worden dan een willekeurige woordenregen.

Ik moet u niet vertellen dat een mens daar niet vrolijk van wordt, om niet te zeggen een beetje chagrijnig. De wekker loopt dan toch af. Ik smijt mij nog een keer op het Poolse Messianisme en neem dan de tram naar het examen. Ik vraag me af waar iedereen heen gaat om 11u in de voormiddag. De vrouw voor mij vraagt zich duidelijk hetzelfde af, want ze kijkt me een beetje wantrouwig aan.
Ik vergeet bijna af te stappen. Als ik de faculteit binnen loop doet de spookachtige leegte me vermoeden dat ook mijn professor er niet zal zijn. Maar spookachtige leegtes zijn over het algemeen geen goede gegevens voor logische inductie, en ik ben helemaal zeker van het feit dat dit het moment van afspraak is.
Ik begin de trappen van het panopticon-achtige gebouw op te klimmen. Het gevoel dat mijn prof er niet zal zijn neemt toe, want ook mijn zesde zintuig weet dat het niet de eerste keer zou zijn. En inderdaad, aan de deur hangt een briefje. Ik maak er uit op dat ik zaterdag maar eens moet terugkomen.
Een beetje verloren zijn is altijd een goede reden om tegen mooie jongens te praten, dus ik vraag aan een knappe voorbijganger of hij toch even dat briefje voor mij wil vertalen.
Aan de tramhalte staat dezelfde vrouw die me in de heenrit bedenkelijk had aangekeken. Nu ben ik helemaal verdacht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten